Met genoegen heb ik de uitnodiging voor deze tweede Henk van Luijk Lezing aanvaard. Henk van Luijk is de grondlegger van het vak bedrijfsethiek op academisch niveau. Hij heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de wetenschappelijke reflectie op het maatschappelijk functioneren van ondernemingen. Het is terecht dat zijn werk met deze – nog jonge – traditie wordt geëerd en levend gehouden. Daar is ook alle aanleiding toe in de huidige fase van maatschappelijk transitie, zoniet transformatie. De rol en het functioneren van ondernemingen moeten in dat perspectief opnieuw worden geijkt op een in deze tijd passende ethische grondslag. Ik zal daarop mijn zicht geven langs de volgende lijn:
1) De maatschappelijke grondslag, ratio en legitimiteit van het stelsel van particuliere ondernemingsgewijze productie (POP);
2) Het aandeelhouderskapitalisme dat zich de laatste paar decennia tot een dominante stroming heeft ontwikkeld, hoe verhoudt zich dat daartoe;
3) Welke voor ondernemingen relevante maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen dienen zich aan; dynamisch perspectief;
4) Implicaties daarvan voor het ethisch en praktisch handelen van ondernemingen.
Ad 1) Grondslag POP
POP zie ik als een intelligente constructie om tegelijkertijd maatschappelijk en individueel belang na te streven. Individuen en groepen die zich in een onderneming met elkaar verbinden, krijgen de ruimte om via ondernemingsactiviteiten die voorzien in debehoeften van mensen en aldus bijdragen aan welvaart en welzijn, hun eigenbelang na te streven. Het gaat uitdrukkelijk om de combinatie van beide elementen. Het eigenbelang staat ten dienste van het algemeen belang. POP is niet een ongerichte en onbeperkte legitimatie om voor eigenbelang te gaan. Het stelsel is primair gericht op het zo effectief en efficiënt mogelijk genereren van maatschappelijke toegevoegde waarde. Wie dat goed doet mag daarin ook ruim delen in de vorm van winst. Maar in die orde. Het nastreven van eigenbelang en winst zijn middelen om een hoger doel, welvaart en welzijn, menselijke en maatschappelijke ontwikkeling, ultiem menselijke waardigheid te bereiken. Zo is het stelsel bedoeld, ook door de grondlegger ervan, Adam Smith. Hij plaatste zijn beschouwingen over welvaartscreatie in zijn Wealth of Nations niet voor niets binnen het kader van “moral sentiments”. Ondernemingsactiviteiten moeten niet alleen winst opleveren, maar ook en primair maatschappelijke toegevoegde waarde. Beide criteria zijn relevant. Als alleen op winst wordt gestuurd, wordt winst gepromoveerd van middel tot doel en komt de wereld op zijn kop te staan.
Ad2) Aandeelhouderskapitalisme
Dat laatste, het omkeren van doel en middel, is wat in belangrijke mate is gebeurd in het aandeelhouderskapitalisme zoals zich dat de laatste paar decennia heeft ontwikkeld. Ik heb daar, enigszins gestileerd weergegeven, het volgende zien gebeuren:
– De hogepriesters van deze ideologie, op Wall Street, hebben na de val van de Muur (wegvallen van alternatief en rivaal) ruimte gezien om het kapitalistische spel in al zijn scherpte te gaan spelen;
– In hun perspectief is het doel van een onderneming geen ander dan het maken van een zo hoog mogelijk rendement voor de eigenaren/aandeelhouders;
– Zij definiëren een onderneming als een verhandelbare, contant gemaakte, toekomstige kasstroom;
– Het verhogen van de winst per aandeel, liefst jaarlijks met dubbele cijfers, is dè manier om de waarde van die kasstroom omhoog te brengen
– De rol van het bestuur van een onderneming is geen andere dan dat laatste te doen (agency theorie);
– De belangen van aandeelhouders en bestuurders werden daarom op één lijn gebracht via het renumeratiebeleid (bonussen, aandelenopties);
– Inkoop van eigen aandelen werd een instrument om de winst per aandeel op te krikken;
– Idem door het verhogen van de leverage (verhouding eigen en vreemd vermogen);
– Als sluitstuk werd ook in het boekhoudsysteem de actuele waarde centraal gesteld door de invoering van zgn. fair value accounting (IFRS).
Deze eenzijdig monetair gerichte benadering van POP heeft een aantal aspecten van het systeem uit zijn evenwicht getrokken:
– Maximaliseren van financiële waarde werd doel, het leveren van producten en diensten middel;
– Ook het exploiteren van klanten, leveranciers, medewerkers en natuurlijke hulpbronnen, eventueel over de grenzen van het houdbare heen ten koste van loyaliteit, staat ten dienste van dat doel;
– Korte termijn oriëntatie, disconteren lange termijn ten koste van investeren in research en ontwikkeling en medewerkers;
– Erosie van het maatschappelijk vertrouwen in ondernemingsbestuurders door renumeratiebeleid, evenals in publieke sector bestuurders, die deze ontwikkelingen op hun beloop lieten, zelfs faciliteerden en er soms aan meededen.
In de financiële sector hebben deze verschijnselen zich in nog versterkte vorm voorgedaan. Niet verwonderlijk, want in het deel ervan dat we investment banking of zakenbankieren noemen, zetelen de hogepriesters waar ik eerder over sprak. Zij slaagden erin ondernemingen in de reeële economie naar hun pijpen te laten dansen, waarbij de zgn. analisten het uitvoerende werk deden. Ook hier deed zich in feite een omkering voor. De financiële sector werd de ‘baas’ van de reeële economie in plaats van de dienaar, zoals het hoort te zijn. Mede door een golf van financiële innovaties ontwikkelde het zakenbankieren zich tot een zeer speculatief georiënteerde activiteit, waarin het creëeren van monetaire waarde centraal stond. In de jacht op de daarmee te verdienen bonussen zong dit deel van de sector zich steeds verder los van de reeële economie en de daarmee verbonden maatschappelijke belangen. Achteraf gezien, voorbij de de crisis van 2008, is de waarde die aldus werd gecreëerd wel gekwalificeerd als phantom wealth, spookwaarde. Terecht lijkt mij. En kwalijk ook, omdat toen dat speculatieve spel in elkaar stortte, de aldus geslagen gaten moesten worden gedicht met reëel, in de echte economie verdiend geld. Het is temeer kwalijk omdat het bankwezen beschikt over een zeer bijzonder maatschappelijk prerogatief, de geldscheppende functie. Deze functie is aan het bankwezen toevertrouwd als een efficiënte methode om het maatschappelijk welvaartsstreven te faciliteren. Door deze functie vooral in te zetten voor het speculatieve spel is de sector in feite disfunctioneel bezig geweest. Een vraag die gesteld moet worden is dan ook of, na deze en ook eerdere ervaringen, de
maatschappelijk zo cruciale geldscheppende functie bij het bankwezen nog wel in goede handen is. Of anders gesteld, of als reactie op de financiële crisis niet een fundamentele hervorming van het financiële stelsel moet worden overwogen, een die aanzienlijk verder gaat dan de nu aan de orde zijnde strengere regels en toezicht binnen het vigerende stelsel.
Conclusie van dit deel van mijn betoog is dat het stelsel van ondernemingsgewijze productie de laatste paar decennia, op zijn minst gedeeltelijk, is losgeslagen van maatschappelijke ankers en daardoor is gaan disfunctioneren. Ik zeg gedeeltelijk omdat er gelukkig ook nog veel andere bedrijven en visionaire bestuurders zijn die het oog op de bal hebben gehouden. Maar dat heeft niet kunnen verhinderen dat de eenzijdige oriëntatie die is ontstaan op monetaire korte termijn-doelen, op geforceerd en speculatief geld met geld maken, onder leiding van de financiële sector, een crisis heeft veroorzaakt waarvan de rekening nog lang niet is vereffend. Vanuit het perspectief van deze lezing is de onderliggende oorzaak, het negeren van de ethiek, van de moral sentiments, die het stelsel richt op het bijdragen aan het overstijgende doel: het dienstbaar zijn aan de maatschappelijke ontwikkeling en de menselijke waardigheid.
Het weer in de juiste orde plaatsen van doel en middel is de achterliggende idee van CSR, MVO, duurzaam ondernemen. Die tegenbeweging is niet alleen nodig als correctie op wat fout ging, maar ook in het licht van de enorme maatschappelijke uitdagingen waar de mensheid zich momenteel voor geplaatst ziet.
Ad 3) Duurzaamheid als maatschappelijke uitdaging
– Onduurzaamheid is mede ontstaan door successen industriële tijd: enorme stijging wereldbevolking en welvaart; tevens emancipatie. Gevolg: ecologische mismatch met natuurlijke hulpbronnen (overshoot) en sociaal-organisatorische mismatch (mechanistisch, lineaire processen).
– Streven naar duurzaamheid is reactie op onhoudbaarheid van het bestaande en aspiratie om nieuwe inzichten, kennis en mogelijkheden toe te passen bij het vorm geven aan een nieuwe fase in de maatschappelijke ontwikkeling. Het moet en het kan.
– Kern ervan is het zorgvuldiger gebruik maken van beschikbare potenties, potenties van mensen en van natuurlijke hulpbronnen. Einde maken aan zowel overbelasting als onderbenutting.
– Bij mensen gaat het dan om de overgang van piramidale/mechanistische organisatievormen naar meer organische vormen met gedistribueerde verantwoordelijkheden. Ook werken aan duurzame inzetbaarheid door ontwikkelingsgericht personeelsbeleid en sociale zekerheid.
– Ecologisch gezien gaat het erom een einde te maken aan het behandelen van de aarde als onuitputtelijke hulpbron en eindeloos grote afvalbak. Geen van tweeën is in de huidige situatie het geval. Daarom lineaire processen omvormen tot circulaire. Natuur als voorbeeld nemen: werken zonder vervuiling en zonder afval; cradle to cradle.
– Komt neer op een zeer ingrijpende transformatie van ons gehele economisch bestel. Van een lineair georganiseerde, exploiterende wegwerpeconomie naar een circulair georganiseerde, selfsustaining, zelfdragende, zichzelf voedende economie. Is opdracht voor gehele samenleving, maar ondernemers/ondernemingen zullen daarin een cruciale rol moeten spelen. Zonder hen zal het niet gaan.
– Ondernemers zijn bij uitstek degenen die nieuwe ideeën en mogelijkheden in de realiteit moeten brengen. Ondernemerschap is daarvoor uitgevonden als maatschappelijke activiteit. Zie waar ik mee begon.
– Uit voorgaande wordt duidelijk dat bedrijfs/ondernemingsethiek niet iets statisch is, maar evolueert met de omstandigheden. Het onderliggende beginsel blijft weliswaar hetzelfde – dienstbaarheid aan maatschappelijke doelstellingen – maar het is ook sterk situationeel bepaald, heeft een evolutionair karakter.
Ad 4) Implicaties
– De notie duurzaamheid is in feite gebaseerd op een evoluerend wereldbeeld. Schuiven op van atomistisch beeld, de deeltjes staan voorop, naar verbinding en samenhang, het relationele aspect staat voorop. Is ook in fysica terug te vinden door opkomst kwantumfysica.
– Heeft vergaande consequenties: als alles met elkaar verbonden en dus onderling afhankelijk is, betekent een ander tekort doen in feite dat je jezelf tekort doet. Plaatst eigenbelang in een ander, ruimer perspectief. Verlicht eigenbelang is rekening houden met belangen van anderen nu en straks.
– Tijdsdimensie is daarin van groot belang. In feite vraagt duurzaamheid om het weer meer gewicht geven aan langere termijn overwegingen; om het loslaten van de overmatige gerichtheid op het hier en nu, op de contante waarde, om een andere discontovoet voor het wegen van de toekomst. Ons werk zien in evolutionair, overstijgend perspectief.
– In een circulair georganiseerde economie krijgen relaties tussen partijen in een productieketen een ander en intensiever karakter. In duurzame ketens staat samenwerking voorop en afspraken die daarbij horen. De verhouding tussen samenwerking en concurrentie verschuift om duurzaamheid te kunnen realiseren. Dit plaatst vraagtekens bij de atomistische grondslag en sociaal-darwinistische van het vigerende mededingingsbeleid.
– Iets soortgelijks is aan de hand bij een andere maatschappelijke institutie, intelectueel eigendom. Als de transitie naar duurzaamheid cruciaal is voor de toekomst van de mensheid, is het dan verstandig om kennis die daarvoor essentieel is te monopoliseren voor commercieel gebruik? Of anders gezegd: moeten we niet zoeken naar andere manieren om onderzoek en ontwikkeling, om innovatie te financieren?
– Deze twee voorbeelden maken duidelijk dat het bij de omvorming van de economie ook gaat om verandering in (de toepassing van) van wet- en regelgeving, van kaderscheppende instituties. Ook de overheid heeft zijn rol te spelen.
– Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (eigenlijk een tautologie) in de omstandigheden van de 21ste eeuw draait om het scheppen van waarde in drie dimensies: sociaal, ecologisch en economisch. Is daarmee onderwerp van meerdimensionaal optimaliseren, niet eendimensionaal maximaliseren. Ondernemingsbestuur gaat van P- naar PPP-governance.
– Op een dieper liggend niveau bewegen we in ons antwoord op de vraag naar wat in deze tijd goed leven – en dus goed ondernemen – is, naar een ander bewustzijn over de aard van de werkelijkheid waarin we leven. Kern ervan is het onderkennen en begrijpen van de onderlinge verbondenheid en interdependentie van alle leven op onze planeet.
– In termen van ethiek betekent het een overgang van een atomistische en sociaal-darwinistische ethiek, naar een wijdere, uitgebreide relationele ethiek. Daarin toetsen we ons handelen op de sociale en ecologische effecten ervan voor mensen en ecosystemen dichtbij en ver weg, nu en straks.
– Daarbij doet zich een interessant soort omkering voor. Waar vroeger en vaak nog steeds, zorgvuldig sociaal en milieubeleid vooral werden gezien als een kostenpost en dus een bedreiging voor een florerende economie, ziet dat er vanuit de optiek van duurzaamheid andersom uit. Duurzame inzet van mensen en natuurlijke hulpbronnen vormen de basis van vitale, goed renderende economische activiteiten, via hogere creativiteit en productiviteit.
– Wie aan dit idee nog moet wennen doet er goed aan zich te verdiepen in het snel toenemende aantal gevallen waarin het consistent werken aan duurzaamheid zich bewijst als aantrekkelijke businesscase. Vanuit de achtergrond en opzet van POP is dat ook logisch. Als een onderneming grote maatschappelijke toegevoegde waarde levert, vertaalt zich dat ook in een bevredigende bottom line.
– Noem aantal voorbeelden: Unilever, Marine Stewardship Council, halvering eco-voetafdruk per product. Achtergrond is beschikbaarheid grondstoffen. Chocolade-industrie, farmers first, idem. Chemie, AKZO, DSM, biochemie, biobased economy. Desso, Ahrend, C2C, kostenbesparing, kanteling bedrijfsconcept. HRM wordt HD, werknemers associates.
– Het grondpatroon dat we steeds zien terugkomen bij het streven naar duurzaamheid is intensivering en een hogere kwaliteit van relaties; met klanten en toeleveranciers, met medewerkers en met de aarde als natuurlijke hulpbron. Hoe beter die kwaliteit is hoe beter een bedrijf gesteld staat om renderend te zijn en te blijven.
Conclusies
1) De maatschappelijke en daarmee ethische grondslag van het ondernemen is het leveren van toegevoegde waarde die bijdraagt aan de ontwikkeling van mens en maatschappij. Dat is het doel en tegelijkertijd de legitimatie van het stelsel van particuliere ondernemingsgewijze productie. Het leveren van producten en diensten en het daarmee winst maken, zijn in dat perspectief middel om het doel te bereiken.
2) Het aandeelhouderskapitalisme, zoals dat ook in onze contreien enige ingang heeft gevonden is een verwording van zoals het stelsel bedoeld is. Doel en middel worden in vergaande mate omgekeerd. Het stelsel en in het bijzonder delen van de financiële sector zijn daardoor maatschappelijk gaan disfunctioneren. De crisis van eind 2008 vindt daarin een belangrijke oorzaak. MVO, hoewel in feite een tautologie, is een welkome en noodzakelijke tegenbeweging. Die beweging is pas voltooid als ondernemingen volledig in hun core business conform de oorspronkelijke maatschappelijk/ethische grondslag functioneren.
3) De noodzaak en de mogelijkheid om een eind te maken aan de heersende onduurzaamheid plaatst het maatschappelijk functioneren van ondernemingen in een nieuwe context. Ondernemingen hebben een cruciale rol te spelen bij het herinrichten van economische processen, van de manier waarop we in onze behoeften voorzien, op basis van circulaire principes. Voor het bestuur van ondernemingen betekent dit een overgang van P – naar PPP-governance.
4) Werken aan duurzaamheid is niet alleen een maatschappelijke noodzaak, maar als gevolg daarvan in toenemende mate een voorwaarde voor rentabiliteit en continuïteit.